Een landbouwer diende in 2023 een Gecombineerde opgave in en vroeg daarbij een betaling via de eco-regeling aan. RVO kende de eco-regeling toe op het niveau van brons. De landbouwer was het hier niet mee eens en ging in beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Het beroep richtte zich tegen de indeling en de betaling voor de eco-regeling volgens het brons-tarief.
Op twee percelen vonden zowel eco-activiteiten als activiteiten in het kader van Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb-activiteiten) plaats. In dat geval worden voor deze eco-activiteiten wel punten, maar geen waarde toegekend. Gevolg daarvan was dat de landbouwer niet in de categorie zilver uitkwam, maar in de categorie brons.
In de beroepszaak stelde de landbouwer zich op het standpunt dat weliswaar sprake was van samenloop van de eco-activiteiten met de ANLb-activiteiten op beide percelen, maar dat dit niet voor de hele oppervlakte van deze twee percelen gold. Voor het deel waar geen sprake was van samenloop had RVO dan ook de waarde voor de eco-activiteiten moeten toekennen en de percelen daarvoor moeten splitsen.
Het College oordeelde dat RVO op het niveau van een perceel moet beoordelen of aan de vereisten van de eco-regeling wordt voldaan. De landbouwer had zelf de percelen opgegeven. Op beide percelen werd zowel binnen de eco-regeling als het ANLb de activiteit kruidenrijk grasland uitgevoerd, dus er was sprake van samenloop. RVO was bij de beoordeling terecht uitgegaan van de opgave van de percelen door de landbouwer en had beide percelen niet hoeven te splitsen.