Vizier

0492 - 33 50 20

ma/vrij van 08.00 – 17.00

CBb: vergoeding voor vervroegde beëindiging pelsdierhouderij moet hoger

Door Vizier Finance

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft in 54 zaken geoordeeld dat pelsdierhouders die hun bedrijf moesten beëindigen recht hebben op een hogere schadevergoeding dan aan hen is toegekend. Verder oordeelde het CBb dat voergeldgevers terecht geen schadevergoeding hebben gekregen.

Vervroegde beëindiging

In 2013 is wettelijk bepaald dat de pelsdierhouderij met ingang van 1 januari 2024 verboden zou worden. Nadat het COVID-19-virus in 2020 oversloeg op nertsen, werd dit verbod drie jaar vervroegd. Vanwege deze besmettingen werden veel nertsenhouderijen al in de loop van 2020 beëindigd.

Onjuiste vaststelling vergoeding

In de wet is een aanspraak op vergoeding toegekend aan de pelsdierhouders, omdat het gedwongen stoppen met het houden van nertsen een inbreuk is op het eigendomsrecht van de pelsdierhouders. Het CBb oordeelde dat de minister deze vergoeding onjuist heeft vastgesteld. De minister heeft wel de basisvergoeding goed bepaald, te weten een bedrag van € 51 per fokteef per jaar. Maar de minister heeft ten onrechte bij bedrijven die al waren geruimd of leegstonden een aftrek van € 38 toegepast. 

Er is volgens het CBb ook geen grond voor een korting van 15% op de vergoeding vanwege het ‘normaal maatschappelijk risico’. Het volledig wegvallen van het inkomen door het vervroegde beëindigen van de pelsdierhouderij in verband met een pandemie onder mensen is te uitzonderlijk om te kunnen aanmerken als een normale maatschappelijke ontwikkeling.

Voergeldgevers

Verder oordeelde het CBb dat de minister aan zogenoemde voergeldgevers terecht geen vergoeding heeft toegekend. De wet biedt daarvoor geen grondslag. Het CBb is ook niet bevoegd om te beoordelen of voergeldgevers op een andere grondslag voor een vergoeding in aanmerking komen. Alleen de burgerlijke rechter mag daarover oordelen.

Voergeldnemer

De minister had geen vergoeding toegekend aan een voergeldnemer. Op grond van de beleidsregels kwam hij daar niet voor in aanmerking, maar volgens het CBb wel op grond van de Wet verbod pelsdierhouderij. Door het verbod kon hij de voergeldovereenkomst niet nakomen en was hij daardoor inkomsten misgelopen. De schade moest worden vastgesteld aan de hand van de misgelopen voergeldvergoeding minus de bespaarde kosten. 

Bron:College van Beroep voor het Bedrijfsleven | overig | 07-10-2025